De strijd tegen drugscriminaliteit & de rol van bestuurders

Wie is Michelle Bruijn in het dagelijks leven?
Ik ben universitair docent aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dit houdt in dat ik mij met name bezighoud met onderzoek en onderwijs. Ik geef les aan eerstejaars studenten van de internationale bachelor ‘International and European law’ en ik ben in mei 2021 gepromoveerd op het onderwerp sluitingen van drugspanden en de regulering van cannabis. Daarnaast doe ik onderzoek naar rookvrije zones en het recht op huisvesting. Heel divers dus!

Je bent onder andere als onderzoeker verbonden aan het Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid. Kun je iets zeggen over de thema’s waar je momenteel onderzoek naar doet?
Ik heb onlangs een groot onderzoek afgerond over de bevoegdheid van de burgemeester om woningen en lokalen te sluiten als daar drugs worden verhandeld (artikel 13b Opiumwet). Dit onderzoek heb ik samen met Michel Vols verricht, in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Momenteel ben ik nog betrokken bij een onderzoek dat zich richt op de rol van bestuurlijke rapportages bij de bestuurlijke aanpak van drugscriminaliteit, een groot internationaal onderzoeksproject over het recht op huisvesting en een onderzoeksproject over rookvrije zones en lokaal rookbeleid.

Tijdens de Driedaagse Opleiding Openbare Orde & Veiligheid verzorg jij een lezing over de bestuurlijke strijd tegen drugscriminaliteit. Zien jij die strijd nu verharden de laatste jaren? Of is die strijd er altijd al geweest?
De laatste jaren is de inzet van bestuursrechtelijke bevoegdheden in de strijd tegen drugscriminaliteit aanzienlijk toegenomen. Met name de bevoegdheid van de burgemeester om drugspanden te sluiten op grond van artikel 13b Opiumwet. Mijn onderzoek laat zien dat burgemeesters niet alleen vaker gebruik zijn gaan maken van deze bevoegdheid, maar ook veelal direct naar het zwaarste middel grijpen, zonder te kijken of het doel dat gediend is met de sluiting ook kan worden bereikt met een minder zware maatregel (zoals een waarschuwing of een last onder dwangsom). Deze repressieve toepassing laat een duidelijke verharding van de bestuurlijke strijd zien.

Zijn er, volgens jou, voldoende instrumenten voor professionals binnen Openbare Orde en Veiligheid om de strijd tegen drugscriminaliteit aan te gaan? En worden deze ook al voldoende ingezet?
Ik ben met name van mening dat het zwaarte punt van de strijd tegen drugscriminaliteit weer bij het strafrecht moet komen te liggen. De bestuurlijke strijd tegen drugs moet zich richten op de bestrijding van overlast en andere openbare orde verstoringen. Hier zijn de bevoegdheden in artikel 13b Opiumwet, artikel 174a Gemeentewet en artikel 17 Woningwet bij uitstek geschikt voor.

Wat is hetgeen dat jij, naast jouw kennis, aan deelnemers van de opleiding mee gaat geven?
Tijdens mijn lezing neem ik de deelnemers mee terug naar de oorsprong van de bevoegdheid in artikel 13b Opiumwet en de bedoeling van de wetgever. Vervolgens zal ik de ontwikkeling van de bevoegdheid uiteenzetten, alvorens ik overga tot de conclusie van staatsraden advocaat-generaal Widdershoven en Wattel over de betekenis van het evenredigheidsbeginsel en de indringendheid van de rechterlijke toetsing in zaken over de sluiting van een woning op grond van artikel 13b Opiumwet.

In hun conclusie schrijven zij dat zowel de burgemeester als de bestuursrechter zwaarder gewicht zouden moeten toekennen aan noodzakelijkheid en proportionaliteit van de maatregel. Hoe staat deze conclusie in verhouding tot de huidige praktijk? En wat is de (potentiële) impact van dit advies?

Tot slot zal ik de deelnemers concrete handvaten meegeven waarmee zij direct aan de slag kunnen gaan. Vragen die hierbij aan bod komen zijn: Welke omstandigheden wegen voor de rechter (zwaar) mee in de beoordeling van een sluiting? In welke situaties worden burgemeesters door de rechter teruggefloten?

Michelle verzorgt een lezing tijdens